|
|
"Mees" By: Aran
?>
De wachtruimte kijkt uit over een overdekte patio.
Vanaf het balkon staar ik naar beneden. Twee etages
lager, op de bodem van de patio, is een stratenplan
in het klein nagemaakt. Het is een soort speelplaats
voor kinderen wiens ouders in behandeling zijn of
langs voor bezoek of controle. Er is een grote
rotonde, met een stoep eromheen, en een parkeerhaven
met enkele verlaten trapwagens en driewielers. Het
hele verkeersplein is verlaten op een meisje van een
jaar of drie na, die onder begeleiding van een
meisje van een jaar of twintig in de zandbak in het
midden van de rotonde aan het spelen is. Ze zijn
zandtaarten aan het bakken. De begeleidster, op een
bordje staat dat ze gratis is, wil eerst voordoen
hoe je een mooie zandtaart maakt, twijfelt, en
besluit uiteindelijk het kind het zelf uit te laten
zoeken. Ze kijkt wat om zich heen en uiteindelijk
ziet ze mij. Ik reageer niet betrapt en de
begeleidster richt haar aandacht weer op het kind.
Enkele momenten later kijkt ze onwillekeurig weer
even omhoog. Ik moet in mezelf grinniken. Ze moest
weten of ik er nog steeds stond. Nu ze heeft gezien
dat ik er inderdaad nog steeds sta begint ze zich
geobserveerd te voelen. Aandachtig kijk ik of haar
gedrag veranderd, maar ik kan niets zien.
"Meneer van der Kolk."
Ik draai me om richting de balie. De dame achter de
balie kijkt zoekend rond totdat haar blik op mij
valt en ze glimlacht. Naast de balie staat een jonge
vrouw in doktersjas. Ze heeft een vrij bleke huid
met een lading sproeten rond haar neus en een grote
bos rode krullen. Haar wenkbrauwen zijn duidelijk en
maken haar verder vriendelijke blik net iets
scherper, haar dunne lippen zijn in een beleefde
glimlach gekrult. Gemiddeld van lengte, niet dik,
niet dun en geen overdreven vormen. Als ik bij de
balie aankom stelt ze zich voor als Dr. Mees.
"Is dat uw voor of achternaam?"
Ze trekt een grijns.
"Mijn achternaam. Als u mij zou willen volgen?"
Met een lichte frons loop ik achter haar aan als ze
met de vlotte passen die kenmerkend zijn voor
iedereen die in een ziekenhuis werkt, richting een
lift loopt. Tijdens het wachten op de lift valt er
een gedwongen rust. Ik kijk haar aan en glimlach
in een poging de dokter ook een glimlach te
ontfutselen.
"M'n kamer zit helemaal in de kelder van het
ziekenhuis. Ik vrees dat het even lopen is."
Als de lift arriveerd blijkt hij niet gerenoveerd te
zijn, zoals de andere liften in het ziekenhuis. Op de
vloer en tegen de wanden zit nog oud linolium en de
binnendeur is een stalen rek dat met de hand gesloten
moet worden. Piepend en zoemend zet de lift zich in
beweging.
"Dus jij gaat meedoen aan het onderzoek?"
Ik knik.
"Ik heb gereageerd op een oproep in de krant."
Ze glimlacht, de lift stopt en we stappen uit. We
zijn in een gedeelte van het ziekenhuis waar ik nog
nooit eerder ben geweest. Alles ziet er nog wel
redelijk nieuw uit, maar er is net wat minder
aandacht besteed aan uiterlijkheden dan in het
drukkere gedeelte. Het plafond is onafgewerkt en in
het midden, over de volle lengte van de gang, hangt
een aluminium bak met kabels en tl-balken erin. Hier
en daar loopt een dokter of verpleegkundige, maar ik
zie verder geen patienten. Mees gaat me voor een trap
af.
"Ik dacht dat we al in de kelder waren? Hoe ver gaat
dit ziekenhuis door?"
"We zijn nu op min-één, we moeten naar min-drie."
De dokter kijkt me verontschuldigend aan, volgens
mij de eerste keer dat ze oprecht een gevoel naar me
uit.
"We hebben last van chronisch ruimtegebrek op de
afdeling. Vandaar dat ik helemaal in het oude gedeelte
van het ziekenhuis zit."
Terwijl we de trap verder afdalen begin ik te
begrijpen wat ze bedoelt. De verlichting wordt steeds
kouder en spaarzamer en er hangt een zware, vochtige,
lucht. Uiteindelijk komt de trap uit op een gang die
zich eindeloos in beide richtingen uitstrekt. Verbaast
hou ik de pas in en staar ik om me heen. De vloer is
van kaal beton dat ruw en viezig is geworden van jaren
van gebruik. De muren zijn ook van kaal beton, met op
onregelmatige afstanden zware deuren met groezelige
bordjes en rode lampen die aangeven of de ruimte
erachter bezet is of niet. Aan de muur recht tegenover
ons hangt een plakaat met vermoedelijk enkele regels
of veiligheidsvoorschriften. Tot mijn verbazing is het
in een vreemde taal geschreven die ik niet direct kan
thuisbrengen. Het plafond is grauw en zit vol met
kringen en plekken van oude lekkages. Om de tien meter
hangt er een tl-balk aan het plafond waarvan het licht
zich maar met moeite door de zware lucht in de gang
wringt. Mees, die al een aantal passen de gang in was
gelopen, merkt dat ik achterblijf en draait zich om.
"Komt u mee?"
Ik knik en volg haar terwijl ze de gang door begint
te lopen. Ze vertraagt even en komt naast me lopen.
Op gedempte toon begint ze tegen me te praten.
"We hebben helaas weinig tijd, dus u zult snel moeten
beslissen of u daadwerkelijk bereid bent mee te
werken. Voor het onderzoek zal u zeven dagen intern
moeten blijven. Hiervoor ontvangt u een vergoeding
van 800 gulden per dag, dat is 5600 gulden voor de
hele periode. U krijgt iedere dag een nauwkeurig
samengesteld dieet, een trainingsprogramma van drie
uur en natuurlijk de nodige onderzoeken en tests."
Inmiddels zijn er al vijf minuten verstreken en nog
steeds is er geen einde gekomen aan de gang. Hier
en daar zijn we zijgangen en nissen gepasseerd maar
afgezien van ons lijkt het compleet uitgestorven.
Afgezien van een laag, monotoon, gezoem, onze
voetstappen en de op zachte toon sprekende
jongevrouwenstem van Mees is het totaal stil en
dood in de gang.
Eindelijk, na iets van 700 meter gelopen te hebben,
zie ik een eind verderop drie figuren staan. Mees
stopt abrupt en duwt me met een zacht gebaar wat
meer naar de zijkant. Ze kijkt me indringend aan.
"Dit is het moment waarop u moet beslissen, meneer
van der Kolk."
Op een klemboard dat ze bij zich had staat een
overeenkomst. Ze laat het me zien. Vlug laat ik
mijn ogen over de lettertjes glijden. Het ziet er
allemaal keurig uit. Alles klopt. Ik onderteken
en geef Mees het klemboard terug.
"Mooi," glimlacht ze "dan kunnen we nu verder."
Ze geeft een kort rukje aan m'n mouw en samen lopen
we op de drie mannen af.
Als we dichterbij komen zie ik tot mijn verbazing dat
de mannen uniformen dragen. Ze staan middenin de
gang, vlakbij een rode streep die dwars over de gang
loopt, ons op te wachten. De oudste, die geen baret
draagt, zoals de andere twee soldaten, maar een pet,
richt het woordt tot dokter Mees. Terwijl de officier
in een taal die me doet denken aan het Russisch tegen
Mees begint te blaffen, houd ik me een beetje
afzijdig en neem ik de drie mannen in me op. Hun
uniformen zijn bruin-groen van kleur. De twee gewone
soldaten dragen bordeau-rode baretten met een
goedkleurig insigne erop. Hun donkergroene stropdas
verdwijnt halfverwege hun borst tussen twee knopen
door achter hun overhemd. Hun broeken zijn keurig
gestreken en hangen over hun glimmend gepoetste
kisten. Aan hun gordel dragen ze een bruinleren
holster en een walkie-talkie. Net als mij staan ze
een beetje op de achtergrond terwijl ze alles scherp
in de gaten houden. Alhoewel hun leeftijd moeilijk
te schatten is, gok ik de twee soldaten op begin
twintig en de officier op begin dertig. De officier
staat met een strak uitgestreken gelaat maar driftige
woorden duidelijk te maken dat de rode lijn passeren
niet zómaar kan. Mees hoort de man gelaten aan en
dient hem vervolgens van repliek, in hetzelde
onnavolgbare taaltje. Afgezien van de grote
donkergroene pet met de rode band en het feit dat de
officier wat meer insignes op z'n borst draagt, wijkt
z'n uniform verder weinig af van dat van de soldaten.
Mees heeft inmiddels wat papieren tevoorschijn
getrokken en overhandigt ze aan de officier. De
officier bekijkt de papieren korte tijd aandachtig
en geeft ze dan terug. Naar mij wijzend vraagt hij
wat. Mees laat de overeenkomst zien en de officier
knikt. Hij glimlacht en gebaard dat we door kunnen
lopen. Een van de soldaten salueerd.
"Kom."
Mees geeft me weer een rukje aan m'n mouw en snel
passeren we de rode streep en verwijderen we ons van
de bewakers.
Zeven dagen later roken Mees en ik een sigaretje in
een verlaten magazijn. Mees neemt een trek en kijkt
me schuin aan.
"En, bevalt het je hier?"
"Ja. Ik denk dat ik blijf."
Mees grijnst en knikt.
?>
(c)opyright 2001 by Aran
|