|
|
"Bot" By: fledder
Site: Homepage
?>
Als hij haar woonkamer binnenstapt wordt slaat een
muffe geur hem in het gezicht.
"Doe je jas toch uit" zegt ze, terwijl ze die van
haar over een stoel gooit en naar de keuken loopt
om koffie te zetten. Hij gehoorzaamt en kijkt de
kamer rond. Een standaard appartement, maar met
meer sfeer dan die van zijn vorige vriendinnen. De
warmgele muren met het donkerhouten meubilair, in
combinatie met grote, dreigende maskers aan de
muren doet hem denken aan Afrika, alhoewel hij
nooit daadwerkelijk in Afrika is geweest.
"Mooi."
"Dank je."
Ze drukt een mok dampende koffie in zijn handen en
begint de vele kaarsjes die her en der verspreid
staan aan te steken. De lage plank valt hem pas op
als ze de drie kaarsjes en de staafjes wierook die
erop staan aansteekt. Een stuk zwart fluweel bedekt
de bovenkant van de plank, die ter hoogte van zijn
middenrif hangt. Even blijft ze bewegingsloos staan,
dan beweegt ze alsof uit een trance gerukt en pakt
ze haar mok die ze op de eettafel had gezet en neemt
ze plaats in een van de grote stoelen. Zijn blik is
nog steeds gericht op de plank.
"Een aap?" vraagt hij en hij wijst naar de twee
schedels die hem tussen de kaarsjes toegrijnzen. Ze
staat weer op en gaat naast hem staan, met haar
schouder licht tegen zijn arm gedrukt.
"Nee, mensen."
Hij strekt zijn hand en klopt op een van de schedels,
die met een hol geluid antwoordt.
"Net echt."
"Niet! Niet aankomen, alsjeblieft!" Ze trekt zijn arm
weg en gaat tussen hem en de plank in staan. Langzaam
verschijnt er een vertederde glimlach op haar gezicht.
"Ze zijn mooi, he?"
Biologie schiet er door zijn hoofd. Natuurlijk, stom,
ze studeert biologie.
"Morgen ga ik mam halen."
Ze draait zich om en hij kijkt recht in twee
donkerbruine ogen.
"Je koffie wordt koud."
Hij buigt zich naar haar toe om haar te kussen, maar
ze duikt weg en gaat weer in haar stoel zitten, haar
knieën opgetrokken en de mok in haar handen.
Inwendig mopperend gaat hij op de bank zitten. Dat
heeft hij weer, op zaterdagavond een griet aan de
haak slaan die met koffie drinken ook koffie drinken
bedoelt. Hij kan nog net een zucht onderdrukken. Een
tijdlang zitten ze in stilte met hun mokken in hun
handen. Zij lijkt in gedachten verzonken naar het
vlammetje van een kaars te staren. Dit en het suffe
getik van een klok maken hem nerveus. Met een grote
slok leegt hij zijn mok; als hij snel is kan hij
voor vanavond nog een ander vinden. Tegelijk met hem
zet ze haar mok op de tafel.
"Ga je mee naar de slaapkamer?" vraagt ze.
Stom toeval dat ze elkaar weer tegenkwamen. Juist om
dat te voorkomen was hij naar een andere kroeg gegaan,
maar blijkbaar had zij een zelfde tactiek. Toen ze
vroeg of hij meeging stemde hij in, zij het na een
korte inspectie van de ruimte op betere vangst.
Als hij haar woonkamer binnenkomt wacht hij even met
het uittrekken van zijn jas tot het deja vu gevoel
weggezakt is. Zich in stilte verheugend op wat komen
gaat, ploft hij neer in de stoel waar zij de vorige
week in was gaan zitten.
"Hoe vind je haar?" klinkt haar stem vanuit de keuken.
"Wie?"
"Op de plank."
Hij kijkt meteen naar de lage plank en ziet de
schedels, het witte bot glimmend in het licht van de
halogeenlampjes. Plotseling realiseert hij zich dat er
een derde staat. Nieuwsgierig staat hij op en loopt hij
naar het lugubere altaar. Hij grinnikt bij de gedachte
aan een altaar, daar lijkt het inderdaad wel op,
alhoewel hij nog nooit echt een altaar gezien heeft.
"Dat je ze zomaar mee mag nemen."
Ze grinnikt.
"Dat mag ook niet echt."
Ze geeft hem zijn koffie en gaat naast hem staan. Zijn
oog valt op de oogkas van de nieuwste schedel. Kleine
flintertjes grond die in kleine oneffenheden zitten.
"Waaraan is hij gestorven?"
"Het was een zij. Een natuurlijke dood, zes maanden
geleden."
"Zes maanden geleden? Gatver, straks blijkt het iemand
te zijn die je kent."
Ze kijkt hem aan en trekt niet-begrijpend haar
wenkbrauwen op.
"Het is mijn moeder."
?>
(c)opyright 2000 by fledder
|